Het ADR is een wetgeving die betrekking heeft op het vervoer van gevaarlijke stoffen en/of – goederen. Of een stof onderworpen is aan het ADR zegt niets over (mogelijke) gevaren bij bijvoorbeeld productie, gebruik of verwerking ervan.
Binnen het ADR zijn twee soorten asbest bekend: UN2212 (Asbest, amfibool, 9, II) en UN2590 (Asbest, chrysotiel, 9, III). Het ADR geeft geen verdere uitleg over het verschil tussen de twee soorten. In sectie 2.2.9.1.4 (onder 2.2.9, Diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen), geeft het ADR echter wél aan wat het (mogelijke) gevaar van (het vervoeren van) asbest is:
Stoffen die bij inademing van fijn stof de gezondheid in gevaar kunnen brengen, omvatten asbest alsmede asbesthoudende mengsels.
Bovenstaande impliceert dat het vervoeren van asbest risicovol is wanneer het materiaal kan worden ingeademd. Er wordt in het ADR niet gesproken over (mogelijke) andere risico’s bij het vervoer van asbest of asbesthoudende producten. Dat wordt onderschreven door bijzondere bepaling 168, die voor beide UN-nummers voor asbest geldt:
Asbest, dat zodanig in een natuurlijk of kunstmatig bindmiddel (zoals cement, kunststof, asfalt, harsen of ertsen) is opgenomen of daaraan is gebonden dat tijdens het vervoer geen gevaarlijke hoeveelheden asbestvezels, die ingeademd kunnen worden, kunnen vrijkomen, is niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR.
Asbesthoudende fabricaten, die zodanig verpakt zijn, dat tijdens het vervoer geen gevaarlijke hoeveelheden asbestvezels, die ingeademd kunnen worden, kunnen vrijkomen, zijn eveneens niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR.
Echter, wanneer niet aan bijzondere bepaling 168 wordt voldaan geldt bijzonder verpakkingsvoorschrift PP37 (zie 4.1.4.1; P002):
Voor de UN-nummers 2590 en 2212 zijn zakken 5M1 (papieren zakken met meer dan één laag) toegestaan. Alle typen zakken moeten worden vervoerd in gesloten voertuigen of gesloten containers of worden geplaatst in gesloten, stijve oververpakkingen.
Bij de eisen aan verpakkingen (6.1.4) schrijft het ADR onder 6.1.4.18.1 voor over deze zakken:
Zakken moeten worden gemaakt van een geschikte soort kraftpapier of van een gelijkwaardige papiersoort met ten minste drie lagen, de middelste laag daarvan mag netweefsel zijn die aan de buitenste papierlagen gelijmd is. De sterkte van het papier en de vervaardiging van de zakken moeten verband houden met de inhoud van de zak en met het gebruik waarvoor deze bestemd is. De naden en sluitingen moeten stofdicht zijn.
Uit alle voorschriften binnen het ADR die verband houden met (het vervoer van) asbest blijkt dat al het mogelijke moet worden gedaan om te voorkomen dat stof vrijkomt. Slechts in een enkel geval is asbest tijdens het vervoer niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR.