Welke materialen moet ik nu allemaal bij mij hebben als adr chauffeur?

Onder de Voorschriften van 5.4.3. zijn de schriftelijke instructies opgenomen. Als hulpmiddel tijdens een noodsituatie na een ongeval, die kan voorkomen of optreden tijdens het vervoer, moeten schriftelijke instructies worden meegevoerd in de cabine van de bemanning van het voertuig en zij moeten snel beschikbaar zijn. Vóór het begin van de reis moeten de leden van de bemanning van het voertuig zich op de hoogte stellen van de gevaarlijke goederen die zijn geladen en de schriftelijke instructies raadplegen wat betreft bijzonderheden van de te treffen maatregelen in het geval van een ongeval of een noodgeval. De vierde pagina van deze instructie bevat de ‘uitrusting (de ADR koffer) voor persoonlijke en algemene bescherming voor het uitvoeren van algemene maatregelen of gevaarspecifieke noodmaatregelen, die aan boord van de transporteenheid meegevoerd moeten worden, in overeenstemming met sectie 8.1.5 van het ADR’.

Voorschrift 5.1.2. geeft aan dat de volgende uitrusting aan boord van de transporteenheid moet worden meegevoerd:

Voor elk voertuig:
> een stopblok (wielkeg) van een grootte die past bij de maximale massa van het voertuig en de diameter van het wiel;
> twee zelfstandig staande waarschuwingssignalen;
> vloeistof om de ogen te spoelen.

Voor elk lid van de bemanning:
> een waarschuwingsvest (bijv. zoals beschreven in de
norm EN ISO 20471);
> een draagbaar verlichtingsapparaat overeenkomstig
de bepalingen van 8.3.4;
> een paar beschermende handschoenen;
> bescherming voor de ogen (bijv. een veiligheidsbril).

Aanvullende uitrusting voorgeschreven voor bepaalde klassen:
> een vluchtmasker voor noodgevallen. Deze moet voor elk lid van de bemanning van het voertuig aan boord van de transporteenheid worden meegevoerd in geval van gevaarsetiketnummers 2.3 of 6.1;
> een schop;
> een rioolafdichting;
> een opvangreservoir.