Is er – wat het ADR betreft – verschil tussen een houten vat en een houten ton of zijn het synoniemen die door elkaar gebruikt worden?
In het dagelijks gebruik lijken beide hetzelfde te zijn; denk aan een (houten) wijnvat dat uiteindelijk dienst doet als regenton. Hoewel er in beide gevallen een vloeistof in wordt bewaard zonder dat er sprake hoeft te zijn van lekkage, is er voor wat betreft het verpakken van een gevaarlijke stof een verschil.
Hoofdstuk 1.2.1 (definities) geeft uitsluitsel:
Vat: een cilindrische verpakking van metaal, karton, kunststof, gelamineerd hout of van een ander geschikt materiaal, met platte of gewelfde bodem. Onder deze definitie vallen ook verpakkingen met een andere vorm, bijv. ronde verpakkingen met een kegelvormig bovenstuk of verpakkingen in de vorm van een emmer. Houten tonnen en jerrycans vallen niet onder deze definitie;
Houten ton: een verpakking van natuurlijk hout met cirkelvormige doorsnede met gewelfde wanden, samengesteld uit duigen en bodems en voorzien van hoepels;
Sectie 6.1.2.5 leert dat een ton niet wordt genoemd als verpakkingssoort. Een vat wordt wel genoemd. Binnen het ADR zijn er verschillende verpakkingsinstructies die een vat van gelamineerd hout als verpakkingsmogelijkheid bieden, zij het dan als combinatie- of buitenverpakking. Een ton komt nagenoeg niet als verpakkingsmethode voor.
Echter, bij UN3065, 3, III (Alcoholische dranken met meer dan 24 vol.-% en ten hoogste 70 vol.-% alcohol) wordt in kolom 9a van tabel 3.2 (Bijzondere bepalingen verpakkingen) bijzonder verpakkingsvoorschrift PP2 genoemd: Voor UN-nummer 3065 mogen houten tonnen met een inhoud van ten hoogste 250 liter worden gebruikt, die niet voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk 6.1.
Over UN3065 in houten tonnen is in bijzondere bepaling 247 vermeld:
Alcoholische dranken met meer dan 24 vol.-% en ten hoogste 70 vol.-% alcohol mogen, voor zover zij worden vervoerd in het kader van hun fabricageproces, in houten tonnen met een inhoud van meer dan 250 liter en ten hoogste 500 liter worden vervoerd, die, voor zover van toepassing, voldoen aan de algemene voorschriften in 4.1.1, onder de volgende voorwaarden:
a) De houten tonnen moeten vóór het vullen op dichtheid worden onderzocht;
b) Er moet voldoende ledige ruimte (ten minste 3%) worden overgelaten voor de uitzetting van de vloeistof;
c) De houten tonnen moeten worden vervoerd met de spongaten naar boven gericht;
d) De houten tonnen moeten worden vervoerd in containers die voldoen aan de voorschriften van de CSC. De houten tonnen moeten zijn geplaatst op speciale sleden en zij moeten met geschikte middelen zijn vastgezet, zodat zij tijdens het vervoer op geen enkele wijze kunnen verschuiven.
Hoe zit het dan met alcoholische dranken buiten ‘het kader van hun fabricageproces’? Daarover zegt het ADR in bijzondere bepalingen 144 en 145:
144: Waterige oplossingen van ethylalcohol met ten hoogste 24 vol.-% alcohol zijn niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR.
145: Alcoholische dranken van verpakkingsgroep III zijn niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR, indien zij worden vervoerd in houders met een inhoud van ten hoogste 250 liter.
Met andere woorden: alcoholische dranken tot 70% mag men (ook) vervoeren in houten tonnen tot maximaal 250 liter, zoals vermeld in PP2.