Ik hoorde dat het roet dat schoorsteenveegbedrijven hebben verzameld onder de gevaarlijke stoffen valt wanneer het moet worden vervoerd. Waarom is dat?
Roet vinden we binnen het ADR terug onder UN-nummer 1361 (Kool of roet, van dierlijke of plantaardige oorsprong). Roet is ingedeeld in gevarenklasse 4.2 (Voor zelfontbranding vatbare stoffen), wat betekent dat er relatief weinig voor nodig is om het onder min of meer normale omstandigheden te doen ontbranden.
Kool, zoals in de vorm van ‘steenkool’, kan ook vatbaar zijn voor zelfontbranding. Dit gevaar is zo reëel dat in de binnenvaart bij het laden rekening wordt gehouden met de temperatuur van de kolen. Ter illustratie: bijzondere bepaling 803 van het ADN zegt daar onder andere over:
Steenkool, cokes en antraciet die los gestort worden vervoerd, zijn niet onderworpen aan de voorschriften van het ADN indien:
a) De temperatuur van de lading voor, tijdens en onmiddellijk na het laden van het ruim niet hoger is dan 60 °C.
Wanneer roet of kool zeer fijn van structuur is en daarom als ‘poeder’ in tanks kan worden vervoerd, speelt er bij het laden of lossen er van nog een factor mee: poedervormige producten kunnen bij het verplaatsen door leidingen statische elektriciteit genereren door wrijving van het product met de binnenzijde van de transportleiding.
Vanwege dat gegeven schrijft het ADR bij het laden en/of lossen van roet of kool in 7.5.10 (Voorzorgsmaatregelen tegen elektrostatische ladingen) voor:
Indien het brandbare gassen betreft, of vloeistoffen met een vlampunt van 60 °C of lager, of UN-nummer 1361, kool of roet, verpakkingsgroep II, moet een goede elektrische verbinding tot stand worden gebracht tussen het chassis van het voertuig, de transporttank of de tankcontainer en de aarde, vóór het vullen of ledigen van de tanks. Bovendien dient de vulsnelheid te worden beperkt.
De vatbaarheid voor zelfontbranding maakt (poedervormig) roet daarom tot een gevaarlijke stof, zeker in combinatie met gevoeligheid voor (statische) ontstekingsbronnen.