Wanneer ik een gaspatroon in m’n soldeerbrander doe komt het gas vrij. Is een gaspatroon dan niet gewoon een soort spuitbus?

Het ADR beschrijft in 1.2.1 (definities) enkele verschillen tussen een spuitbus en een gaspatroon:

Gaspatroon: zie Houders, klein, met gas
Houder, klein, met gas (gaspatroon): een niet hervulbare houder waarvan de waterinhoud niet meer bedraagt dan 1000 ml voor houders van metaal en niet meer dan 500 ml voor houders van kunststof of glas en die een gas of gasmengsel onder druk bevat. Hij kan voorzien zijn van een afsluitventiel.

Aerosol: zie Spuitbus
Spuitbus (aërosol): Een voorwerp bestaand uit elke niet hervulbare houder van metaal, glas of kunststof, die aan de voorschriften van 6.2.6 voldoet, die een samengeperst, vloeibaar gemaakt of onder druk opgelost gas, al dan niet met een vloeibare, pasteuze of poedervormige stof bevat, en voorzien van een aftapinrichting, die het mogelijk maakt dat de inhoud wordt uitgestoten in de vorm van een suspensie van vaste of vloeibare deeltjes in een gas, in de vorm van schuim, pasta of poeder, of in vloeibare of gasvormige toestand;

Uit de definities blijkt dat het in beide gevallen gaat om een verpakking waarin zich gas bevindt, al dan niet in verschillende vormen en/of gemengd met andere bestanddelen. Het wezenlijke verschil tussen een gaspatroon en een spuitbus is de aanwezigheid van een ‘aftapinrichting’.

De aanwezigheid van een aftapinrichting impliceert dat de inhoud van de spuitbus gedoseerd uit de verpakking kan worden gelaten, wat bij een gaspatroon niet het geval is. Een eventueel aanwezig afsluitventiel bij een gaspatroon heeft het tegengestelde doel: voorkomen dat de inhoud de verpakking op enig moment verlaat.

In ADR Hoofdstuk 3.2 (Lijsten van gevaarlijke goederen), sectie 3.2.1 staat in tabel A de lijst van gevaarlijke goederen. De tabel bevat naast het UN-nummer en klasse-indeling ook de juiste vervoersnaam van de stof of van het voorwerp. Dit is het deel van de positie dat de goederen in deze tabel het meest nauwkeurig beschrijft en dat is aangegeven in hoofdletters. Na de hoofd-vervoersnaam kan tussen haakjes een alternatieve vervoersnaam zijn aangegeven. Indien de classificatie of de vervoersvoorwaarden van de stof of van het voorwerp onder bepaalde omstandigheden verschillend kunnen zijn, wordt na de juiste vervoersnaam in kleine letters een beschrijvende tekst toegevoegd om het toepassingsgebied van de indeling duidelijk te maken. Gedeelten van de positie die in kleine letters staan aangegeven, worden niet beschouwd als bestanddeel van de juiste vervoersnaam. De hoofd-vervoersnaam moet gebruikt worden als juiste vervoersnaam of, in voorkomend geval, als onderdeel van de juiste vervoersnaam (zie 3.1.2 voor bijkomende inlichtingen betreffende de juiste vervoersnaam).

In dit geval wordt in kolom 2 van sectie 3.2.1 – Tabel A de afwezigheid van een aftapventiel bij gaspatronen als kenmerk genoemd: