Het gaat in de vraag – kennelijk – om het verzenden van (een pallet met) jerrycans met daarin UN3082, Milieugevaarlijke vloeistof, N.E.G. (versnellingsbakolie) 9, III. Er wordt geen afzonderlijke inhoud per jerrycan genoemd. Het lijkt daarom logisch dat er geen bijzondere bepaling (375) van toepassing is.
In 5.2.1.8 (Bijzondere bepalingen voor de kenmerking van milieugevaarlijke stoffen) is onder 5.2.1.8.2 voorgeschreven waar het ‘kenmerk voor milieugevaarlijke stoffen’ moet worden aangebracht:
Het kenmerk voor milieugevaarlijke stoffen moet naast de kenmerken voorgeschreven in 5.2.1.1 zijn aangebracht. Aan de voorschriften van 5.2.1.2 en 5.2.1.4 moet zijn voldaan.
In 5.2.1.1 is beschreven welk kenmerk wordt bedoeld:
Tenzij in het ADR anders is bepaald, moet het UN-nummer dat met de ingesloten gevaarlijke goederen overeenkomt, voorafgegaan door de letters “UN” duidelijk en duurzaam op elk collo zijn aangegeven. Het UN-nummer en de letters “UN” moeten ten minste 12 mm hoog zijn, behalve voor colli met een inhoud van 30 liter of minder of met een maximale netto massa van 30 kg en voor flessen met een waterinhoud van 60 liter of minder, indien zij ten minste 6 mm hoog zijn, en behalve voor colli van 5 liter of een netto massa van hoogstens 5 kg, indien zij een geschikte grootte hebben.
Met andere woorden: het ‘kenmerk voor milieugevaarlijke stoffen’ moet naast ‘UN3082’ worden aangebracht, waarbij tevens aan de voorschriften van 5.2.1.2 en 5.2.1.4 moet worden voldaan:
5.2.1.2: Alle kenmerken, vereist volgens dit hoofdstuk:
a) moeten goed zichtbaar en leesbaar zijn;
b) moeten blootstelling aan weer en wind kunnen doorstaan zonder een wezenlijke vermindering van doeltreffendheid.
De vereisten met betrekking tot leesbaarheid van de kenmerken zijn logisch, maar geven geen uitsluitsel over het aantal aan te brengen kenmerken, c.q. de plaats van aanbrengen. Daarover verschaft de genoemde 5.2.1.4 meer duidelijkheid:
5.2.1.4: IBC’s met een inhoud van meer dan 450 liter en grote verpakkingen moeten op twee tegenovergestelde zijdenzijn gemerkt.
Er wordt gesproken over een ‘IBC’ of een ‘grote verpakking’. De pallet met omdoos (met daarin jerrycans) zal naar alle waarschijnlijkheid niet worden verward met een IBC, maar moet deze specifieke pallet gezien worden als een ‘grote verpakking’ of is het wellicht een oververpakking?
Beide begrippen zijn terug te vinden in 1.2.1 (definities):
Grote verpakking: een verpakking die bestaat uit een buitenverpakking die voorwerpen of binnenverpakkingen bevat en die:
a) ontworpen is voor behandeling met mechanische hulpmiddelen en
b) een netto massa van meer dan 400 kg of een inhoud van meer dan 450 liter, maar een inhoud van ten hoogste 3,0 m3 heeft;
Oververpakking: een omhulling die gebruikt wordt (door één enkele afzender in het geval van radioactieve stoffen) met het doel om één of meer colli te bevatten en een eenheid te vormen die tijdens het vervoer gemakkelijker kan worden behandeld en gestuwd;
Voorbeelden van oververpakkingen zijn:
a) een laadplateau, zoals een pallet waarop meerdere colli worden geplaatst of gestapeld en die door banden van kunststof, krimp- of rekfolie of andere geschikte middelen worden vastgezet, of
b) een beschermende buitenverpakking zoals een kist of een krat;
In de vraag wordt gesproken over een ‘omdoos’. Er wordt niet gesproken over een ‘buitenverpakking’, zoals de definitie van ‘grote verpakking’ voorschrijft. Dat betekent dat de jerrycans in dit geval geen binnenverpakkingen zijn. Dat betekent weer dat elke jerrycan van de voorgeschreven etiketten en kenmerken moet zijn voorzien. Ofwel: het zijn colli.
De definitie van ‘oververpakking’ noemt het ‘bevatten van colli’. Dat betekent dat in dit geval de voorschriften van 5.1.2, (het gebruik van oververpakkingen) moeten worden gevolgd:
5.1.2.1 a) Tenzij de kenmerken en etiketten vereist volgens hoofdstuk 5.2, met uitzondering van 5.2.1.3 tot en met 5.2.1.6, 5.2.1.7.2 tot en met 5.2.1.7.8 en 5.2.1.10, representatief voor alle gevaarlijke goederen in de oververpakking zichtbaar zijn, moet een oververpakking:
i) het woord “OVERVERPAKKING” bevatten. De letters van het woord “OVERVERPAKKING” moeten ten minste 12 mm hoog zijn. De aanduiding moet zijn gesteld in een officiële taal van het land van herkomst en bovendien, indien deze taal niet het Engels, Frans of Duits is, in het Engels, Frans of Duits, tenzij eventuele overeenkomsten die tussen de bij het vervoer betrokken landen gesloten zijn, anders bepalen; en
ii) geëtiketteerd en gekenmerkt zijn met het UN-nummer en andere kenmerken zoals voorgeschreven voor colli in hoofdstuk 5.2, met uitzondering van 5.2.1.3 tot en met 5.2.1.6, 5.2.1.7.2 tot en met 5.2.7.8 en 5.2.1.10 voor alle afzonderlijke gevaarlijke goederen die in de oververpakking aanwezig zijn. Elk afzonderlijk kenmerk of etiket hoeft slechts eenmaal te worden aangebracht.
Oververpakkingen die radioactieve stoffen bevatten, moeten volgens 5.2.2.1.11 worden geëtiketteerd.
b) Richtinggevende pijlen, afgebeeld in 5.2.1.10, moeten te zien zijn op twee tegenover elkaar gelegen zijden van oververpakkingen met colli die van een kenmerking overeenkomstig 5.2.1.10.1 moeten zijn voorzien, tenzij de kenmerken zichtbaar blijven.
5.1.2.1-a)-ii) schrijft voor: Elk afzonderlijk kenmerk of etiket hoeft slechts eenmaal te worden aangebracht.
Aanbrengen van de kenmerken op twee of meer zijden is overigens wél toegestaan; er is immers geen ADR-voorschrift dat het aanbrengen van de kenmerken op vier zijden van een dergelijke zending verbiedt. Omwille van de duidelijkheid (en eenduidigheid) is het echter verstandig de voorschriften op te volgen.
Naast het aanbrengen van een UN-nummer en een kenmerk voor milieugevaarlijke stoffen moeten er meer kenmerken en etiketten op de buitenzijde van de zending (oververpakking) worden aangebracht. Deze zijn voor deze vraag niet direct relevant; zie hiervoor (onder andere):
5.2.1.9 Opmerking: De etiketteringsvoorschriften van 5.2.2 zijn van toepassing naast alle voorschriften inzake het aanbrengen van de kenmerking voor milieugevaarlijke stoffen op colli.