De essentie van de vraag is of (de genoemde) gevaarlijke stoffen samen mogen worden geladen met voedingsmiddelen, c.q. levensmiddelen.

In hoofdstuk 1.4, Veiligheidsplichten van de betrokkenen, zijn in sectie 1.3.3.1.1 de veiligheidsplichten van de belader vermeld:
In het kader van 1.4.1 heeft de belader in het bijzonder de volgende plichten:
Hij
a) mag gevaarlijke goederen slechts aan de vervoerder aanbieden, indien zij volgens het ADR vervoerd mogen worden;
b) moet bij het aanbieden ten vervoer van verpakte gevaarlijke goederen of van ongereinigde lege verpakkingen controleren of de verpakking is beschadigd. Hij mag een collo, waarvan de verpakking is beschadigd, in het bijzonder wanneer deze lekt, zodat de gevaarlijke stof naar buiten komt of kan komen, slechts ten vervoer aanbieden nadat het gebrek is opgeheven; hetzelfde geldt voor ongereinigde lege verpakkingen;
c) moet de bijzondere voorschriften voor het laden en de behandeling naleven;
d) moet na het laden van gevaarlijke goederen in een container, de voorschriften voor het aanbrengen van grote etiketten, kenmerken en oranje borden overeenkomstig hoofdstuk 5.3 naleven.
e) moet bij het laden van colli de samenladingsverboden naleven, daarbij tevens rekening houdend met gevaarlijke goederen die zich reeds in het voertuig of de grote container bevinden. Voorts moet hij de voorschriften voor de scheiding van levensmiddelen, genotmiddelen of voer voor dieren naleven.

Hoewel bovenstaande duidelijk is, geeft het geen antwoord op de vraag. Hiervoor moet gekeken worden naar hoofdstuk 7.5; Voorschriften inzake het laden, lossen en de behandeling, specifiek naar sectie 7.5.4, Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot levens- en genotsmiddelen en voer voor dieren:
Indien in kolom (18) van tabel A van hoofdstuk 3.2 voor een stof of voorwerp de bijzondere bepaling CV28 is aangegeven, moeten als volgt voorzorgsmaatregelen met betrekking tot levens- en genotsmiddelen en voer voor dieren worden genomen.

Colli alsmede ongereinigde lege verpakkingen met inbegrip van grote verpakkingen en IBC’s, die voorzien zijn van etiketten volgens model no. 6.1 of 6.2 en die welke voorzien zijn van etiketten volgens model nr. 9 en stoffen bevatten met de UN-nummers 2212, 2315, 2590, 3151, 3152 of 3245 mogen in de voertuigen en op de laad-, los- of de overlaadplaatsen niet worden gestapeld op, of in de onmiddellijke nabijheid worden geladen van, colli waarvan bekend is dat zij levensmiddelen, genotmiddelen of voer voor dieren bevatten.

Indien deze colli, voorzien van voornoemde etiketten, toch in de onmiddellijke nabijheid worden geladen van colli waarvan bekend is dat zij levensmiddelen, genotmiddelen of voer voor dieren bevatten, dan moeten zij hiervan zijn gescheiden:

a) door volwandige scheidingswanden, die even hoog moeten zijn als de colli, voorzien van de voornoemde etiketten;
b) door colli die niet zijn voorzien van etiketten volgens model nr. 6.1, 6.2 of 9 of door colli die zijn voorzien van etiketten volgens model nr. 9 maar die geen stoffen bevatten van de UN-nummers 2212, 2315, 2590, 3151, 3152 of 3245, of
c) door een afstand van ten minste 0,8 meter;

tenzij de colli met voornoemde etiketten voorzien zijn van een aanvullende verpakking of volledig afgedekt zijn (bijvoorbeeld door een folie, bedekking van karton of andere maatregelen).

Er wordt in sectie 7.5.4 niet gesproken over goederen van gevarenklasse 8 (bijtende stoffen), waartoe de in de vraag genoemde reinigingsmiddelen behoren. Dat betekent dat dergelijke producten, evenals andere goederen van gevarenklasse 8, in de nabijheid van levensmiddelen mogen worden geladen wanneer die producten verpakt zijn volgens de voorschriften van het ADR.