ILenT heeft bij ons een inspectie gehouden en wij bleken toen de IBC’s te ‘overvullen’. Hoe bereken ik de vullingsgraad van een IBC (bijvoorbeeld azijnzuur)?
Het bepalen van een vullingsgraad van een IBC vinden we terug in voorschriften voor het gebruik, zoals ADR 4.1.1.4:
Indien verpakkingen, met inbegrip van IBC’s en grote verpakkingen, met vloeistoffen worden gevuld, moet voldoende ledige ruimte worden vrijgelaten om zeker te zijn, dat door uitzetting van de vloeistof, ten gevolge van de temperaturen die tijdens het vervoer kunnen worden bereikt, noch verlies van de inhoud, noch blijvende vervorming van de verpakking plaatsvindt. Tenzij specifieke bepalingen zijn voorgeschreven, mogen vloeistoffen bij een temperatuur van 55 °C een verpakking niet volledig vullen.
Er moet hoe dan ook voldoende vrije ruimte in een IBC overblijven om te waarborgen dat hij bij de gemiddelde temperatuur van het los gestorte goed van 50 °C niet voor meer dan 98% van zijn waterinhoud is gevuld. Voor een vultemperatuur van 15 °C moet de maximale vullingsgraad, tenzij anders bepaald, als volgt worden vastgesteld:
ofwel
a)
In deze tabel is het kookpunt van de vloeistof bepalend voor de vullingsgraad. Wanneer Azijnzuur (UN2789) als voorbeeld wordt gebruikt voor het bepalen van de vullingsgraad, moet eerst worden vastgesteld wat het kookpunt er van is. In bronnen als Chemiekaarten, Merck Index etc. is deze waarde te vinden (118 graden Celsius). Dat betekent dat de vullingsgraad 94% van de netto inhoud van de verpakking (IBC) bedraagt. Voor een IBC met een netto inhoud van 1000 liter is dat (in dit voorbeeld) 940 liter.